Als de klachten stabiel zijn en een patiënt met myasthenie goed op medicijnen is ingesteld, dan zullen de bijwerkingen meestal beperkt zijn en slechts tijdelijk. Een patiënt met myasthenie kan dan vrijwel alle medicijnen gebruiken. Uitzondering vormen de onder A. genoemde medicijnen, waarvan is beschreven dat ze actief myasthenie veroorzaken.
Bij patiënten met duidelijke zwakte van bijvoorbeeld de ademhalingsspieren of slikspieren, moet men wel voorzichtig zijn en de keus zo mogelijk aanpassen, met goede controle om complicaties te voorkomen.
A. Absolute contra-indicatie (immunologische inductie en verergering MG): | |
(Hydroxy)chloroquine | |
D-penicillamine | |
Interferon-alfa | |
B. Relatieve contra-indicatie (verstoring neuromusculaire transmissie) | |
Antibacteriële middelen | Aminoglycosiden: (amikacine, gentamicine, neomycine, tobramycine) |
Clindamycine | |
Macroliden: erytromycine, azithromycine, clarithomycine | |
Polypeptiden: colistine, polymyxine B | |
Tetracyclines: doxycycline, tetracycline | |
Chinolonen: ciprofloxacine, norfloxacine, ofloxacine | |
Penicillinen: ampicilline | |
Antivirale middelen | HIV proteaseremmer: ritonavir |
Antihelmintica | Piperazine |
Anti-aritmica | Quinidine, procaïnamide, lidocaïne (systemisch) |
Betablokkers: propanolol, labetalol, timolol, atenolol, acebutolol | |
Calciumantagonisten: verapamil, diltiazem | |
Koolzuuranhydrase-remmers: acetazolamide | |
Statines | |
Psychotroop | Dopamine-antagonisten: chloorpramizine |
Fenothiazine(-antipsychotica) | |
Lithiumcarbonaat | |
Benzodiazepinen | |
Trihexylfenidyl | |
Amitryptiline | |
Imipramine | |
Haloperidol | |
Neuromusculaire blokkers | Curare |
Niet-polariserende spierrelaxantia: vecuronium, pancuromium | |
Polariseren spierrelaxantia: succinylcholine | |
Botulinetoxine | |
Anesthetica | Benzodiazepinen |
Halothaan | |
Ketamine | |
Anti-epileptica | Fenytoine |
Barbituraten | |
Ethosuximide | |
Carbamazepine | |
Gabapentine | |
Benzodiazepinen | |
Opthalmologisch | Timolol |
Betaxolol | |
Overigen | Jodiumhoudend contrast |
Oxycodon | |
Corticosteroïden (initiële verslechtering) | |
Citraat (als anticoagulanticum) | |
Lactaat | |
Levonorgestrel | |
Riluzol | |
Magnesiumhoudende preparaten |
Narcose
Acetylcholinesteraseremmers kunnen worden gecontinueerd tot anesthesie wordt gegeven. Regionale anesthesie is te prefereren boven algehele narcose. De gevoeligheid voor niet-depolariserende neuromusculaire blokkers is verhoogd; er kunnen spierrelaxantia worden gegeven tijdens de algehele anesthesie, mits zorgvuldige monitoring plaats vindt. De gevoeligheid voor depolariserende spierrelaxantia is verlaagd.
Ten gevolge van de individuele variabiliteit in de respons op spierrelaxantia, is nauwkeurige titrering in combinatie met pre- en peroperatieve neuromusculaire monitoring essentieel voor patiënten met myasthenie. Postoperatief dient na algehele anesthesie observatie op de intensive care plaats te vinden.
Kan contrastvloeistof veilig gebruikt worden bij patiënten met myasthenie?
Er bestaat een hele kleine kans op verergering van de myasthenie na contrasttoediening (waarschijnlijk <5%).
Onthoud patiënten met myasthenie dan ook niet van beeldvorming met contrastmiddelen omdat het risico op exacerbatie door contrastmiddelen zodanig laag is.